De Stichting Monumentenbehoud Noardeast-Fryslân, die 28 kerktorens en zeven windmolens bezit en beheert in Noardeast-Fryslân (in voormalig Dongeradeel en Ferwerderadiel) bestaat dit jaar 30 jaar. Dat wil men niet ongemerkt voorbij laten gaan en daarom wil het stichtingsbestuur dit jaar haar monumenten onder de aandacht van het publiek brengen.


Dendro-onderzoek De Hoop Holwert

Een van die prachtige, monumentale bouwwerken is de koren- en pelmolen ‘De Hoop’ in Holwert. Over de historie van de korenmolen, waarvan de voorganger al aan het begin van de 15e eeuw bij Holwert stond, is veel bekend, maar waren ook de nodige vragen. Is van andere molens meestal wel een exact bouwjaar bekend en zelfs op de molen zichtbaar aangebracht, zoals bij molen ‘De Hoop’ in Dokkum (1849) of ‘De Eendragt’ in Eanjum (1889); in Holwert tast men daarover in het duister. Desondanks was het vermoeden dat de Holwerter molen wel eens de oudste van Noardeast-Fryslân kon zijn.

Om daar bewijzen voor te krijgen, werd door bestuur en molenaar Sije Hoekstra de hulp ingeroepen van Paul Borghaerts, die het molenachtkant dendrochronologisch onderzocht. Daarbij worden houtmonsters naar het hart van de dikke balken en stijlen van het molenachtkant geboord. Door de jaarringen van de boorkernen één voor één nauwkeurig in te meten en de meetreeksen met zogenaamde kalenders in een database te vergelijken, kan Borghaerts niet alleen tot op het jaar het kapmoment, maar ook exact het gebied waar de bomen geveld werden bepalen.


Boven- en onder-achtkant

De Holwerter molen had een voorganger, een zogenaamde standerdmolen met een hoogte van zo’n twaalf meter. Deze rogmolen was ingericht voor het malen van rogge en tarwe voor het dorp Holwert en de adellijke state Hania. Halverwege de achttiende eeuw moet deze molen vervangen en vernieuwd zijn, want de huidige molen is een zogenaamde stellingmolen, met een onderstuk en een boven-achtkant. Bijzonder is dat het boven-achtkant duidelijk binnen het onder-achtkant staat en niet in één stuk doorloopt. In beide achtkanten werd dus geboord om duidelijkheid te krijgen over de ouderdom. Het vermoeden bestond namelijk dat een tweede molen in Holwert, een pelmolen waar gerst gepeld werd tot gort en die halverwege de achttiende eeuw werd afgebroken, daarna werd ‘hergebruikt’ voor het vernieuwen van de andere Holwerter molen ‘De Hoop’.


Grenen, gekapt in 1743 in Estland

De in spanning afgewachte uitslagen van de dendrochronologische boringen wezen echter uit dat de balken van het boven-achtkant bestaan uit grenenhout afkomstig van de regio Narva-Pleskou dat in het jaar 1743 werd gekapt in Estland. Het achtkant moet daarom in de periode 1744 tot 1746 gebouwd zijn, want het kostbare hout werd destijds binnen enkele jaren gezaagd en gebruikt. In die periode was Hiske Jans, de weduwe van Jan Sijverts, ‘molenaarske’ van de Holwerter molen, die zij samen met haar zoon Sijvert Jans en een aantal knechten bemaalde. Een forse investering dus voor de weduwe, waarvoor zij waarschijnlijk een aantal leningen afsloot bij boeren en dorpsgenoten. Het kapjaartal sluit dus uit dat het achtkant van de pelmolen werd hergebruikt bij ‘De Hoop’, want die pelmolen was tot 1751 nog volop in bedrijf. De bewijzen daarvoor zijn terug te vinden in de belastingkohieren van de grietenij Westdongeradeel.


Dennen, gekapt in 1810 in Polen

De uitslagen van het onder-achtkant roepen echter meer nieuwe vragen op dan dat ze antwoorden geven! Het onderstuk is geheel gebouwd van Abies Alba, dennenhout, dat in 1810 gekapt werd in Polen. Ook de grenenhouten koningspil van de molen is uit die periode. Volgens onderzoeker Paul Borghaerts heeft deze bijzondere houtkeuze te maken met de Napoleontische oorlogen destijds, waardoor de handel in hout en andere producten bemoeilijkt werd. Tijdens de Franse Tijd werd er tussendoor wel wat op het Balticum gehandeld, maar niet veel. Uit die periode heeft Paul Borghaerts een aantal boerderijen onderzocht, die werden gebouwd met lokaal eikenhout. Borghaerts, die duizenden boringen verrichtte in Noord-Nederland en vooral Fryslân, is dennenhout nog nooit tegengekomen in zware houtconstructies. Er is er verder maar één constructie van dennenhout bekend van een veel jongere stolp in Noord-Holland. Dit is dus de oudste constructie met dennenhout die bekend is in Nederland. Een buitengewone ontdekking!


Oudste molen van Noardeast-Fryslân

Na het kappen van het dennenhout in het jaar 1810, moet het onder-achtkant tussen 1811 en 1813 in de periode van de Franse overheersing gebouwd zijn. Onder de stelling van de molen werd toen een vierkante schuur met een puntdak aangebracht. Door het nieuwe onderzoek is bevestigd dat Holwert veruit de oudste molen van Noardeast-Fryslân heeft, zelfs als we alleen naar het onder-achtkant kijken. Werd er net als bij de Roptamolen bij Metslawier in 1743 in Holwert eerst een grondzeiler – een achtkante molen zonder onderbouw – opgericht, toen de molen daar in het veld ten zuidwesten van het dorp een prima windvang had? Later in het begin van de 19e eeuw, toen de molenaar behoefte aan meer opslagruimte had, liet hij zijn molen demonteren – de achtkanten zitten met houten pennen in elkaar – en een nieuw onder achtkant bouwen, met twee lagen opslagruimte en een pelwerk. We weten dat dit bij meer molens zo gegaan is, maar het boven-achtkant kan toen in 1810 ook van elders gehaald zijn. Deskundigen geven echter aan dat het boven-achtkant uit 1743 daar eigenlijk nog ‘te jong’ voor was.


‘De Hoop’ was in die periode eigendom van molenaar Luitjen Jans, die in 1811 vanzelfsprekend de achternaam Van der Meulen aannam. Hij kwam uit Pieterburen en was getrouwd met Niekse Reintjes Kadijk. Toen Luitjen Jans in 1826 overleed, moest er enige jaren later een inventaris van alle bezittingen – ‘voordelig en nadelig’ - opgemaakt worden, waaruit verschillende grote leningen en reparaties aan de molen naar voren komen. Advertenties uit 1839 bevestigen dat ‘in de laatste jaren, vooral de gaande Werken, veel verbeterd’ werden. Opnieuw was toen een ‘molenaarske’ de baas op de Holwerter molen.


Verbouwing rond 1918

Het is bekend dat de schuur onder de stelling later erg lekte. Dennenhout kan echter heel slecht tegen water en vocht en dat verklaart waarom het onder-achtkant, dat op kadasterkaarten een vierkante vorm had, rond 1918 ingrijpend verbouwd werd, waarbij het achtkant is betimmerd met planken, zoals het er nu nog bijstaat. Ook werden stukken verrot hout in de achtkantstijlen en korbelen vervangen; die lassen in de balken zijn jong en moeilijk dateerbaar, maar zonder twijfel een reparatie van toen de onderschuur wegens de lekkage werd weggebroken.  

De koningsspil van het gaande werk is van grenenhout uit Polen, langs de bovenloop van de Oder. Het eindjaar (de buitenste jaarringen zijn weg) is 1796. Er zullen niet heel veel jaarringen ontbreken, waardoor de kans groot is dat de spil gelijk met de bouw van de onderbouw in 1811-1813 is aangebracht.


Historisch onderzoek

Door historisch onderzoek van ‘sneupers’ Reinder Tolsma, Piet de Haan en Warner B. Banga van de Historische Vereniging Noordoost-Friesland en adviezen van molendeskundigen Frank Terpstra en Jaap Tiedema konden de nieuwe dendrochronologische gegevens aan de reeds bekende historische feiten en personen gekoppeld worden en is er weer een stukje van de geschiedenis van de Holwerter korenmolen duidelijk geworden. Maar er zijn ook nieuwe vragen: Waarom staat het boven-achtkant binnen het onder-achtkant en waarom en hoe werd het onderstuk destijds (met dennenhout!) vervangen? Sommige vragen zullen echter wel voor altijd in het achtkant van de molen verborgen blijven...

De Stichting Monumentenbehoud Noardeast-Fryslân hoopt met dergelijke onderzoeken haar monumenten in de belangstelling van het publiek te brengen en is bezig met de organisatie van een Alternatieve Monumenten Dag aan het eind van dit jubileumjaar, waarbij al haar monumenten worden opengesteld voor het publiek. Wordt vervolgd; we zijn nog maar 30 jaar jong en net begonnen dus.